Vraag & antwoord
Vragen over energie besparen en/of energie opwekken? Vindt snel een antwoord op jouw vraag via onze Energieblij kennisbank.
De kennisbank is volop in ontwikkeling en wordt nog verder uitgewerkt. Op dit moment zijn de volgende onderwerpen opgenomen:
Vragen over zonnepanelen
Vragen over de informatieplicht
Vragen over energielabel kantoren
Of neem contact op met onze Energieblij adviseurs, zij helpen je graag verder.
Het technisch rendement van moderne panelen ligt rond de 20%. Dit is het percentage van de energie in het zonlicht dat op het zonnepaneel valt dat wordt omgezet in elektriciteit. Deze efficiëntie groeit nog steeds. Op dit moment leveren panelen die optimaal op de zon liggen ca. 340 kW per jaar op. Dat zijn dan panelen van 385 Wattpiek. Deze wekken bij volle zon 385 Watt per uur op. In de Betuwe komt dat neer op ongeveer 340 kWh per jaar. Dat zijn dan panelen van 1,65 m2.
De kosten bestaan uit de aanschaf van de panelen, de omvormer en het installatiemateriaal. Daarbij komt de arbeid voor de installatie en evt. de kosten van extra garantie. Ook kan een moeilijk bereikbaar dak tot extra kosten leiden of een grote afstand tot de meterkast. Al deze variabelen maakt dat de situatie eerst goed bekeken moet worden voordat er een prijsinschatting gemaakt kan worden.
Zonnepanelen geven extra gewicht op het dak en het is dus niet zonder meer veilig om een PV-installatie op het dak te leggen. Bedrijfsverzekeringen vereisen meestal een daklastberekening om een zonnedak te accepteren. Vooral daken met grote overspanningen zijn vaak niet sterk genoeg. Kosten voor een dakbelastingsonderzoek zijn vanaf ca. € 800 afhankelijk van of er constructieberekeningen beschikbaar zijn.
Ideaal is een Zuid opstelling onder een hoek van ca. 35 graden, maar ook naar het Oosten of Westen gaat het nog prima mits de helling niet te groot is (tot ca. 30 graden ca. 15% verlies). Op een bijna plat dak is zelfs een Noordopstelling nog (financieel) haalbaar. In de businesscase wordt rekening gehouden met de oriëntatie.
De PV branche werkt aan een recyclingsysteem voor zonnepanelen maar aangezien er nog weinig aanbod is bestaat deze nog niet. PV panelen bevatten geen schadelijke- of zeldzame stoffen.
Optimizers zijn apparaatjes aan de achterkant van het paneel die de spanning van een paneel individueel regelen. Daardoor heb je minder last van schaduw en van een paneel wat kapot gaat. Bovendien is een de opbrengst per paneel te volgen. PV systemen met optimizers zijn ca. 10% duurder.
PV panelen gaan over het algemeen 30 jaar mee maar gaan langzaamaan wel wat achteruit in opbrengst.
Omvormers gaan ca. 12 jaar mee en moeten dus in de levensduur van een systeem een keer worden vervangen.
Optimizers gaan minstens 25 jaar mee.
Op panelen en omvormers zit meestal een garantie van ca. 10 jaar en deze kan afhankelijk van het merk verlengd worden. Op de installatie zit meestal maar 2 jaar dus als er na die tijd iets kapot gaat betaal je wel de herinstallatiekosten van de installateur.
Van panelen wordt meestal een maximale degradatie (opbrengstverlies) van 20% in 25 jaar gegarandeerd.
Over het algemeen zijn er weinig problemen met panelen en omvormers maar dat is natuurlijk geen garantie.
Dat hangt van de (opstal)verzekering af en moet apart gecheckt worden.
Er zijn ook speciale zonnepaneelverzekeraars. De premie is ca. 0,3% van de nieuwwaarde per jaar. Deze verzekeringen dekken vaak meer schade-oorzaken dan reguliere verzekeringen.
Energiecoöperaties huren daken om stroom op te wekken voor hun leden of om een rendement te maken op de investering. In dat geval dient er een opstalovereenkomst gesloten te worden voor het gebruik van het dak. Dat gebeurt bij de notaris. Desgewenst kan de stroom ook door de dakeigenaar gebruikt worden als deze beschikt over een grootverbruikaansluiging. Meestal is dit voordeliger dan stroom uit het net halen.
Voor aansluiting op het net wordt verplicht NEN 1010 gehanteerd en voor de oplevering NTA 8130 of vergelijkbaar. Sinds kort is er de SCOPE12 keuring die door de meeste verzekeraars verplicht gesteld wordt vanaf ca 50 kWp.
ISDE is een subsidie van €125 Per kWh voor bedrijven die meer dan € 50.000 KWh gebruiken (ijkpunt: het laatste jaarverbruik). Deze kan niet in combinatie met EIA of SDE++ gebruikt worden. Per geval kijken we wat voor u het beste is.
Een PV systeem dat is aangesloten op een grootverbruik Netaansluiting (>3x80A) kan SDE++ subsidie aanvragen. Dit is een aanvulling op de marktprijs van de opgewekte stroom gedurende 15 jaar. Hiermee zijn projecten meestal rendabel te krijgen. Soms kan er zelfs een grootverbruikaansluiting voor worden aangeschaft of uitgebreid.
Meer informatie vind je bij de subsidiepagina.
Bedrijven die geen grootverbruikaansluiting hebben kunnen gebruik maken van Energie Investeringsaftrek. Dat is een eenmalige korting op het belastbaar inkomen van de ondernemer (zowel vennootschapsbelasting als inkomstenbelasting) van een % van de aanschaf. In 2022 is de aftrek 45 % bij aanschaf van minimaal 15 kWp panelen. Voor MKB kan hier de Kleinschaligheidsaftrek nog bij opgeteld worden.
Meer informatie vind je bij de subsidiepagina.
Wanneer je elektriciteitsgebruik thuis als kleine ondernemer tenminste 10% zakelijk is kan je de hele PV installatie zakelijk opvoeren. Bv. door kantoor of bedrijf aan huis of door je zakelijke auto thuis op te laden. Voorwaarde is wel dat de installatie een ‘onroerend goed’ is, dus een in het dak geïntegreerd systeem telt maar gedeeltelijk mee (omdat het deels ook de dakbedekking vervangt).
Voordeel is dat je als ondernemer gebruik kan maken van fiscale regelingen, de KIA en bij installaties tenminste 15kwhp capaciteit (plm 40 panelen) ook de EIA. Meer informatie hierover vind je bij subsidie en financiering.
De BTW aftrek over de installatie wordt omschreven door de belastingdienst.
Daar staat ook hoe je ieder kwartaal bij de BTW aangifte de BTW over de opgewekte stroom die je privé gebruikt (je levert immers als bedrijf stroom aan jezelf als particulier) berekent, én de BTW over de teruglevergvergoeding van je energiemaatschappij voor de stroom die je met je PV installatie aan het net levert.
Als je een partner hebt die op hetzelfde adres woont en geen BTW-nummer heeft kan de installatie ook op zijn/haar naam als particulier komen. Wat uiteindelijk gunstiger is hangt ondermeer af van je aftrekmogelijkheden en je privégebruik.
Sinds 1 juli 2019 moeten de bedrijven die jaarlijks meer dan 50.000 kWh of 25.000 m3 aardgas(equivalent) verbruiken hun energiegebruik en de door hen genomen en voorgenomen energiebesparende maatregelen rapporteren in het eLoket van RVO.
Voortaan wordt deze wet daadwerkelijk gehandhaafd door gemeenten en omgevingsdiensten. Wie niet voldoet aan de Informatieplicht, kan een boete of een dwangsom opgebeld krijgen.
Bedrijven met een hoger energiegebruik zijn al heel lang verplicht om energiebesparende maatregelen uit te voeren, doel van deze wet is om het onderwerp hoger op de agenda te krijgen en zo een aanzienlijke besparing op het energiegebruik in Nederland te realiseren.
En bedrijven voor te bereiden op de toekomst.
De informatieplicht geldt voor alle bedrijven die jaarlijks meer dan 50.000 kWh of 25.000 m3 aardgas(equivalent) verbruiken.
Uitzonderingen zijn:
- Bedrijven of instellingen waarvan alle Wet milieubeheer-inrichtingen deelnemen aan het (Europese emissiehandelssysteem (EU ETS).
- Glastuinbouwbedrijven die deelnemen aan het CO₂-vereveningssysteem.
- Bedrijven of instellingen waarvan alle Wet milieubeheer-inrichtingen deelnemen aan het convenant Meerjarenafspraken energie-efficiëntie (MJA3).
- Wet milieubeheer-inrichtingen, Type C, die een omgevingsvergunning milieu hebben.
Let op: voor bedrijven die auditplichtig zijn onder de Europese Energie-Efficiency Richtlijn (EED) geldt dus wél de Informatieplicht, maar voor hen is de rapportage-deadline gesteld op 5 december 2019. Lees meer over de EED energie auditplicht.
In de regel is een Wm-inrichting een bedrijf (of instelling) waar (door de mens) bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden, die binnen een bepaalde begrenzing worden verricht.
Bovendien moet één of meerdere activiteiten van toepassing zijn die in het Besluit omgevingsrecht zijn aangewezen als met mogelijk nadelige gevolgen voor het milieu.
Een Wm-inrichting kan uit meerdere gebouwen bestaan en in één gebouw kunnen meerdere Wm-inrichtingen gevestigd zijn. Volgens vaste jurisprudentie moet er sprake zijn van voldoende technische, functionele en organisatorische samenhang om één inrichting te kunnen vormen. Daarnaast mag de onderlinge afstand tussen de onderdelen niet te groot zijn.
Eén gebruiker één pand. In het merendeel van de gevallen moet de gebruiker van het gebouw de rapportage indienen. Dit als de Wm-inrichting één gebouw met één gebruiker (huurder) betreft.
Meerdere gebruikers 1 pand. Als er meerdere gebruikers in een kantoorgebouw (de 'Wminrichting'), bijvoorbeeld een bedrijfsverzamelgebouw, zijn, is het gebruikelijk dat de gebouweigenaar als drijver van de Wm-inrichting wordt gezien. De eigenaar is degene die het mogelijk maakt dat activiteiten in het gebouw plaatsvinden; een gebruiker kan alleen van het gebouw gebruik maken als hij een contract heeft met de eigenaar.
Uitzondering winkelcentra. Een bijzondere situatie van één gebouw met meerdere gebruikers is een winkelcentrum. Dit omdat de winkels in het centrum heel verschillend van aard kunnen zijn. Bij een winkelcentrum met meerdere gebruikers richt het bevoegd gezag zich voor de winkels tot de individuele gebruikers daarvan. Voor de collectieve voorzieningen richt het bevoegd gezag zich tot de eigenaar van het complex.
Met vragen over het begrip Wm-inrichting in uw specifieke omstandigheden in uw geval kunt u terecht bij uw lokale bevoegd gezag, de Omgevingsdienst Rivierenland.
Er is sprake van één inrichting als er sprake is van tot eenzelfde onderneming of instelling behorende installaties die onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben (artikel 1.1 Wet milieubeheer, vierde lid).
Als er niet voldoende organisatorische bindingen zijn, kan de rechter bedrijfsverzamelgebouwen beschouwen als een verzameling van inrichtingen. De gezamenlijke voorzieningen (zoals de stookinstallatie en afvalstoffeninzameling) worden dan gezien als één aparte inrichting; de eigenaar van het bedrijfsverzamelgebouw is daarvan de inrichtinghouder. Voor de beoordeling of er organisatorische bindingen aanwezig zijn, is voor de rechter vooral van belang in welke mate de eigenaar van het bedrijfsgebouw zeggenschap heeft over de individuele bedrijven. Dit kan bijvoorbeeld blijken uit de huurovereenkomst.
In de praktijk is het niet wenselijk dat het bevoegd gezag bij bedrijfsverzamelgebouwen standaard de huurovereenkomsten moet bestuderen. Om de lasten voor alle partijen te beperken kan het verstandig zijn een bedrijfsverzamelgebouw in principe te behandelen als één inrichting met één aanspreekpunt, tenzij er geen duidelijke inrichtinghouder kan worden aangewezen. Zo gebeurt het nu vaak. Wel bestaat dus de kans dat de rechter er anders over denkt.
Eén gebouw met één gebruiker. Als de gebruiker door bevoegd gezag wordt aangesproken op de energiebesparende maatregelen in een gebouw dat niet in eigendom is, dan treedt de gebruiker in overleg met de eigenaar. De maatregelen waarvoor de huurder verantwoordelijk is worden door de huurder genomen.
Aan energiebesparende maatregelen die alleen genomen kunnen worden met toestemming van de eigenaar kan in de rapportage voor de informatieplicht energiebesparing een termijn worden gekoppeld, die het bevoegd gezag eventueel met maatwerk kan vastleggen.
Mocht uit correspondentie blijken dat de eigenaar niet bereid is om in te stemmen met - of te investeren in - de energiebesparende maatregelen, dan kan het bevoegd gezag zich (mede) richten tot de eigenaar, die de overtreding kan opheffen.
Kantoorgebouw met meerdere gebruikers. In principe voert de eigenaar van het kantoorgebouw de energiebesparende maatregelen uit. Mocht vanwege onderliggende contracten het niet in de macht liggen van de eigenaar om alle maatregelen te nemen, dan treedt deze in overleg met de huurders. Mochten de huurders niet bereid zijn om mee te werken aan het realiseren van de maatregelen – en als dat blijkt uit de gevoerde correspondentie – dan kan het bevoegd gezag zich (mede) richten tot de individuele huurder die de overtreding kan opheffen.
In de rapportage voor de informatieplicht kan bij energiebesparende maatregelen waar de eigenaar geen zeggenschap over heeft een termijn worden gekoppeld, die het bevoegd gezag eventueel met maatwerk kan vastleggen.
EML staat voor Erkende Maatregelenlijst. Hierop vind je per bedrijfstak de erkende energiebesparende maatregelen die zich in vijf jaar tijd terugverdienen. Bedrijven die alle maatregelen van de EML van de betreffende bedrijfstak opvolgen, voldoen automatisch aan de energiebesparingsplicht. Onderstaand de (nu 19) vastgestelde EML's.
Als er voor jouw bedrijf geen EML lijst is kies je de lijst die het meest op jouw bedrijf van toepassing is. In het eLoket kies je de lijst bedrijfstak zonder EML en vervolgens de EML-lijst die het meest op jou van toepassing is. Daarnaast geef je aan welke aanvullende energiebesparende maatregelen je hebt uitgevoerd. Het is aan het bevoegd gezag om te bepalen of je hiermee voldoet aan de Energiebesparingsplicht.
-
Agrarische sector
-
Autoschadeherstel-bedrijven
-
Bedrijfshallen
-
Bouwmaterialen
-
Commerciële datacenters
-
Detailhandel
-
Drukkerijen, papier en karton
-
Gezondheids- en welzijnszorginstellingen
-
Hotels en restaurants
-
Kantoren
-
Levensmiddelen
-
Metalelektro en MKB-metaal
-
Meubels en hout
-
Mobiliteitsbranche
-
Onderwijsinstellingen
-
Rubber- en kunststofindustrie
-
Sport en recreatie
-
Tankstations en autowasinrichtingen
-
Verf en drukinkt
Om te rapporteren in het eLoket heb je nodig:
- eHerkenningsmiddel, met bijbehorende login-gegevens (gebruikersnaam en wachtwoord)
- Adresgegevens per vestiging
- Contactgegevens van de verantwoordelijke
- Energieverbruik over 2018 of 2019
- Per erkende maatregel uit de EML die voor jouw bedrijf van toepassing is of je er aan voldaan hebt, zo ja in hoeverre en zo nee de reden of de planning voor het alsnog doorvoeren.
Bekijk ook de Handleiding eLoket Informatieplicht energiebesparing van RVO.
Je kan ook contact met ons opnemen, wij regelen het graag voor je.
Als de informatieplicht op jouw bedrijf van toepassing is moet je de melding eigenlijk uiterlijk 1 juli 2019 al gedaan hebben.
Een melding herhaal je iedere 4 jaar in het eLoket van de RVO.
Ja. De Informatieplicht neemt het totale elektriciteits- en aardgasverbruik als maatstaf. Als jouw bedrijf hernieuwbare energie opwekt en verbruikt, zoals zonne- of windenergie, dan mag deze niet van het totaalverbruik worden afgetrokken.
Wel van je rekening natuurlijk.
Dit klinkt wat streng maar is wel logisch; net als dweilen met de kraan open.
Alleen de omgevingsdienst Rivierenland, de ODR, heeft toegang tot deze gegevens, ter ondersteuning van hun toezichthoudende opdracht.
De ODR richt zich vooral op bedrijven die niets hebben ingevuld of niets aan energiebesparing doen.
De ODR voert controles uit in opdracht van de gemeentes in Rivierenland.
Na een controle rapporteert de ODR aan welke maatregelen je nog niet voldaan hebt en legt je termijnen op om hier alsnog aan te voldoen.
Als je hier echt niet aan meewerkt kan een gemeente een 'last onder dwangsom' opleggen, die je moet betalen als je niet binnen een gestelde periode alsnog de maatregelen doorvoert.
Vragen over energielabels kantoren
Net als voor auto's, huizen en witgoed is er voor kantoren een indeling gemaakt in categorieën van energiegebruik.
Doel is het verder terugdringen van het energiegebruik en het verbeteren van het comfort voor de gebruikers.
Het label is afhankelijk van hoeveel gigajoule per vierkante meter per jaar nodig is voor verwarming, verlichting (en warm water), na aftrek van eigen opwek van energie met PV zonnepanelen of warmepompen.
Dit gebruik wordt geschat.
Met ingang van 2023 is voor kantoren tenminste energielabel C of beter verplicht.
Dit zijn de categorieën:
A++ | Minder dan 0,5 gj |
A+ | Minder dan 0,7 gj |
A | Minder dan 1,05 gj |
B | Minder dan 1,3 gj |
C | Minder dan 1,6 gj |
D | Minder dan 2,0 gj |
E | Minder dan 2,4 gj |
F | Minder dan 2,9 gj |
G | Meer dan 2,9 gj |
Het geldt voor kantoorgebouwen waarbij de gebruiksoppervlakte aan kantoorfuncties 50% of meer beslaat van de totale oppervlakte én de oppervlakte aan kantoorfuncties groter is dan 100m2
Een kantoorgebouw is een gebouw, of een deel van een gebouw, met uitsluitend een of meer kantoorfuncties en nevenfuncties daarvan. De kantoorfunctie is daarmee hoofdfunctie en geen nevenfunctie.
Voor onderstaande gebouwen geldt een uitzondering.
- Kantoorgebouwen als onderdeel van een gebouw, waarbij de gebruiksoppervlakte aan kantoorfuncties van het kantoorgebouw minder dan 50% is dan die van het gebouw waarvan het kantoorgebouw een onderdeel is.
Voorbeelden:- gebouwen, waarvan een gedeelte een kantoorfunctie in een kantoorgebouw is, maar de rest van het gebouw andere zelfstandige gebruiksfuncties bevat of nevenfuncties van de kantoorfunctie zijn. Met deze uitzondering kan bijvoorbeeld een kantoorgebouw dat één gebouw vormt met bijvoorbeeld een industriefunctie, buiten de label C-plicht vallen.
- een gebouw met winkels op de begane grond en kantoorverdiepingen daarboven. Als er meerdere kantoorgebouwen in een (groter) gebouw zitten, moeten de gebruiksoppervlaktes van de kantoorfuncties (exclusief nevenfuncties van de kantoorgebouwen) bij elkaar worden opgeteld. Is dit minder dan 50%? Dan geldt de uitzondering.
- Kleine kantoorgebouwen waarbij de totale gebruiksoppervlakte aan kantoor- én nevenfuncties in het kantoorgebouw, of in het gebouw waarvan de kantoorgebouw deel uitmaakt, minder is dan 100 m2. Is het kantoorgebouw onderdeel van een (groter) gebouw dan geldt deze grens van 100 m2 voor het gehele gebouw. Als er dus meerdere kantoorgebouwen in een (groter) gebouw zitten, moeten de gebruiksoppervlaktes hiervan (inclusief nevenfuncties) bij elkaar worden opgeteld.
- Kantoorgebouwen waarvoor geen energie wordt gebruikt om het binnenklimaat te regelen.
- Monumenten zoals bedoeld in de Erfgoedwet of in de provinciale of gemeentelijke monumentenverordening.
- Kantoorgebouwen die niet langer dan 2 jaar worden gebruikt. Er moet worden aangetoond dat het gebruik slechts tijdelijk is. De duur wordt gerekend vanaf het moment van ingebruikname. Dit is bijvoorbeeld het geval bij sloop en/of transformatie.
- Kantoorgebouwen die op grond van een overeenkomst zijn of worden onteigend en zullen worden gesloopt.
- Kantoorgebouwen waarop de hardheidsclausule van artikel 5.11 lid 5 Bouwbesluit 2012 van toepassing is. Hiermee wordt bedoeld dat men mag volstaan met maatregelen met een terugverdientijd korter dan 10 jaar, in het geval dat:
- men maatregelen moet nemen om een energie-index van 1,3 te halen en dat
- deze maatregelen een terugverdientijd hebben van meer dan 10 jaar.
In dat geval hoeft men niet energie-index 1,3 te halen (geen energielabel C-verplichting dus), maar mag worden volstaan met een hogere energie-index (energielabel D-G). Men moet wel kunnen aantonen dat men voor 2023 alle erkende maatregelen heeft genomen met een terugverdientijd tot en met 10 jaar. Men moet daarnaast een geldig energielabel kunnen tonen die op basis van die voorzieningen is verstrekt.
Een kantoorgebouw dat aan de verplichting voldoet moet in 2023 minimaal energielabel C hebben. Dit betekent een Energie-Index van 1,3 of beter.
De verplichting gaat in op 1 januari 2023.
Dit betekent dat uiterlijk op die datum alle maatregelen die tot minimaal energielabel C leiden getroffen moeten zijn en op basis daarvan een energielabel is geregistreerd.
De verplichting is opgenomen in het Bouwbesluit.
Het gaat om een combinatie van maatregelen, die met elkaar voldoende zijn om tot energielabel C te komen.
Mogelijke maatregelen zijn:
- Gevelisolatie
- Dakisolatie
- Vloerisolatie
- Ramen
- Verwarmingsinstallatie
- Koeling
- Ventilatie
- Verlichting
- Opwek (zonnepanelen).
De kantoorfunctie is gedefinieerd in het Bouwbesluit 2012 als 'gebruiksfunctie voor administratie'.
Een gebruiksfunctie bestaat uit de gedeelten van een of meer bouwwerken die eenzelfde gebruiksbestemming hebben en die samen een gebruikseenheid vormen. In een gebruiksfunctie vinden de voor die gebruiksfunctie kenmerkende activiteiten plaats. Elk bouwwerk heeft ten minste één gebruiksfunctie. Er zijn 12 (hoofd)gebruiksfuncties (artikel 1.1 lid 2 Bouwbesluit 2012).
Een gebruiksfunctie bestaat daarnaast uit een of meer niet-gemeenschappelijke ruimten. Soms deelt een gebruiksfunctie bepaalde ruimten, routes of voorzieningen met andere gebruiksfuncties. Dit zijn dan gemeenschappelijke ruimten, routes respectievelijk voorzieningen. In een bouwwerk kunnen zich verschillende gebruiksfuncties bevinden. Een kantoorfunctie is bijvoorbeeld een gebouw of een deel daarvan waar een adviesbureau, een administratie- of advocatenkantoor of een verzekeringsmaatschappij is gevestigd.
Een nevenfunctie is een gebruiksfunctie ten gunste van een andere gebruiksfunctie. Bijvoorbeeld een kantoor aan huis, een fietsenstalling bij een kantoor, een bedrijfsrestaurant of vergaderzalen.
Een kantoorfunctie kan zelf ook een nevenfunctie zijn van een andere gebruiksfunctie, bv kantoren in scholen, in ziekenhuizen, in winkels, in buurthuizen of in industriehallen. In die gevallen is wel sprake van een 'kantoorfunctie', maar niet van een 'kantoorgebouw' zoals bedoeld in de definitie van kantoorgebouw waarvoor de energielabel C- verplichting voor geldt. De kantoorfunctie moet namelijk de hoofdfunctie zijn (met eventueel andere functies als nevenfunctie). Wanneer sprake is van een nevenfunctie bij een kantoor (zoals een bedrijfsrestaurant), dan wordt de nevenfunctie ook aangemerkt als onderdeel van het kantoorgebouw.
Nee, monumenten zijn uitgezonderd van de verplichting. Ook een aanbouw die constructief en functioneel geen zelfstandige eenheid is, wordt tot het monument gerekend. Het maakt niet uit of de aanbouw is aangebracht vóór of nadat het gebouw als monument is aangewezen. Als de aanbouw wel een zelfstandige onroerende zaak is, geldt de label C-verplichting wel voor de aanbouw.
Artikel 5.11 Bouwbesluit 2012 verbiedt per 1 januari 2023 de in gebruikname of het gebruik van een kantoorgebouw als er geen energielabel is met een energie-index van 1,3 of beter. Als een kantoorgebouw leeg staat en/of niet wordt gebruikt (eventueel nog gemeubileerd), dan geldt het gebruiksverbod van artikel 5.11 Bouwbesluit zolang er geen toereikend energielabel is. Het gebouw kan pas weer als kantoorgebouw worden gebruikt, als er alsnog een energielabel C of beter wordt afgegeven en geregistreerd. Maar ook wanneer er één van de uitzonderingsgronden zich voordoet.
Zie hiervoor de vraag: 'Welke gebouwen zijn uitgezonderd van de verplichting?'
Het gebruiksverbod geldt voor het zonder energielabel C in gebruik nemen of gebruiken van een kantoorgebouw. Zowel de eigenaar als de huurder kunnen dus door het bevoegd gezag aangesproken worden. Daarbij is het van belang te weten welke partij bevoegd is om aan de energielabel C-verplichting (of beter) te voldoen.
Op de website www.ep-online.nl.
De geldigheidsduur van het reeds afgegeven energielabel is 10 jaar. Het energielabel kan dus ‘verlopen’ en er zal dan een nieuw label moeten worden geregeld.
Als u een energielabel C of beter heeft, dan volstaat dit ten aanzien van de verplichting voor energielabel C. De rijksoverheid streeft naar een energieneutrale gebouwde omgeving in 2050. In het Klimaatakkoord is deze doelstelling opgenomen. Het is verstandig om u hierop alvast voor te bereiden.
Deze stappen vindt u op de webpagina Energielabel utiliteitsgebouwen.
Of neem contact met ons op.
Met de Energiebesparingsverkenner Kantoren kunt u een indicatie krijgen hoe u aan de Energielabel C-verplichting voldoet.
Dit zijn aanpassingen die verregaande verduurzamingsmaatregelen in de toekomst niet in de weg staan. Zoals bijvoorbeeld het installeren van ledverlichting of genoeg ruimte creëren om een installatie later aan te passen aan de stand van de techniek. Hiermee bereidt u uw kantoor voor op een energieneutrale gebouwde omgeving in 2050.
De label C-verplichting voor kantoren en de Erkende Maatregelen kunnen beide van toepassing zijn en door verschillende instanties worden gehandhaafd. Het is dus mogelijk dat als een gebouweigenaar voldoet aan de ene wet er via de andere wet aanvullende maatregelen nodig zijn.
In de praktijk overlappen ze veel en als je voldoet aan de maatregelen van de EML voldoe je bijna altijd aan het C-label.
Wij bieden gespecialiseerde ondersteuning en advies wanneer je aan de informatieplicht moet voldoen en kunnen je dan met beide helpen.
Mogelijk worden op termijn beide wetten geharmoniseerd. Meer informatie over de erkende maatregelen vindt u op de webpagina Activiteitenbesluit gebouwen.
Het bevoegd gezag voor het Bouwbesluit – meestal de gemeente waar het kantoorgebouw staat – is verantwoordelijk voor de handhaving van de energielabel C-verplichting.
Wanneer een kantoorgebouw op het moment van inwerkingtreding van de verplichting niet het juiste energielabel C (EI van 1,3) of beter heeft, mag het kantoorgebouw op grond van die verplichting niet gebruikt worden. Het bevoegd gezag kan opleggen dat het kantoorgebouw niet als kantoorgebouw gebruikt mag worden, tot er alsnog een label is afgegeven en geregistreerd met een EI van minimaal 1,3.
Het bevoegd gezag kan verschillende maatregelen nemen: van het geven van een waarschuwing tot het opleggen van een last onder dwangsom, bestuursdwang of - bij herhaaldelijke overtreding - een bestuurlijke boete. Het bevoegd gezag zal per situatie afwegen welke handhavingsmaatregelen noodzakelijk en wenselijk zijn. Ook zal het bevoegd gezag de reguliere waarborgen in acht moeten nemen waaronder het proportionaliteitsbeginsel en de (overige) algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
De feitelijke situatie is leidend. De beschrijving van het gebruik in het BAG-register is dus niet bepalend. Is het gebouw in gebruik als kantoor en voldoet het aan de overige criteria van artikel 5.11 Bouwbesluit, dan geldt een gebruiksverbod als er geen energielabel met een EI van minimaal 1,3 is geregistreerd.
NTA 8800 is een andere berekeningswijze voor de EI, de Energie Index Waarde.
Met ingang van 1 januari 2021 wordt de EI waarde van 1,3 vervangen door 235 kWh/m2 jaar. Tot en met 31 december 2020 geldt de EPC/EI berekeningsmethodiek op basis van de NEN 7120. Na de invoering wordt er dus gerekend met de NTA 8800 methodiek. Vooralsnog zal er geen overgangsregeling van toepassing zijn.
In samenwerking met de gemeenten zijn wij het Energieloket voor bedrijven en helpen jou als ondernemer graag verder.
Neem contact op voor een vrijblijvend gesprek en/of voor maatwerk Energieblij advies.
Tips & Tricks
Kleine investeringen om energie te besparen
- Bewegingssensoren voor verlichting
- Led-verlichting
- Een training om medewerkers bewust te maken van sluipverbruik
- Warmtereflecterende radiatorfolie achter de radiatoren
- Slimme schakelaars tegen standby-verbruik
- Isoleren van verwarmingsbuizen
Slimme manieren om gratis te besparen
- Gebruik de klokthermostaat: zet de verwarming een uur voor vertrek uit
- Zet elektrische apparatuur bij geen gebruik helemaal uit
- Plan een (gratis) adviesgesprek met Energie Samen Rivierenland
- Regel de temperatuur per (kantoor)ruimte
- Sluit tussendeuren
(Makkelijke) manieren om zelf energie op te wekken
- Zonnepanelen op het bedrijfsgebouw
- Zonneboiler
- Zonnedak op de parkeerplaats








Aan de slag?
Je energiekosten verlagen? Een zonnedak op jouw bedrijfsgebouw realiseren? Misschien wel met subsidie? Energie Samen Rivierenland maakt graag werk van je vraag. Vul je e-mailadres in en we nemen contact op.